De Vrije Amsterdammer: Daniël van der Ree

De nummer drie voor de gemeenteraadsverkiezingen is consultant en was voorheen vastgoedadviseur en projectontwikkelaar. In 2002 werd Daniël van der Ree (42) deelraadslid in het toenmalige stadsdeel Oud-Zuid en sinds 2010 zit in hij in de gemeenteraad. “Links gaat uit van gelijkheid, terwijl wij uitgaan van gelijkwaardigheid: op die manier kan je wel het kenmerkende verschil omschrijven.”

Wie is je vader en wie is je moeder?

Ik kom uit Haarlem, ben enig kind en kom uit een echte ondernemersfamilie. Mijn vader had een groothandel in materialen voor landbouw en grondverzet en stemde PvdA. Totdat Joop den Uyl aan het roer kwam, toen switchte hij naar D66. Mijn moeder werkte bij het bekende modehuis Gerzon. Ik ging naar Amsterdam om economie aan VU en sociale geografie aan de UvA te studeren. In 1999 volgde ik Emile Jaensch op als presentator van Libertijn. Zo ben ik de politiek in gerold. 

Waarom ben je een VVD’er?

Iedereen die liberaal is en vrijheid hoog in het vaandel heeft staan, is een VVD’er. Het gaat altijd om vrijheid die gekoppeld is aan verantwoordelijkheid. Op lokaal gebied gaat het echter om meer dan alleen maar ideologie, het is ook verstandig om van tijd tot tijd pragmatisch te zijn. Het kan beter in Amsterdam, er moet meer keuzevrijheid zijn. Het is belangrijk om de greep die overheid via allerlei regels heeft op burgers te verkleinen.  

Wat was je meest leerzame nederlaag?

Dat is kort geleden gebeurd en had te maken met woningdelen. Het is in Amsterdam niet toegestaan om met drie collega’s samen in een huis te wonen, je mag alleen samenwonen in gezinsverband. Niet van deze wereld natuurlijk en ik had een voorstel ingediend om dat te veranderen. Dat voorstel werd door de gemeenteraad aangenomen. PvdA-wethouder Freek Ossel moest dit uitwerken en had er iets van gemaakt waarmee ik niet kon leven. Blijkbaar was de wethouder bang voor marktwerking en daarom was er toch weer gekozen voor regulering. Dus heb ik tegen het voorstel zoals dat er toen lag gestemd. Tegen je eigen voorstel stemmen is natuurlijk wel een soort nederlaag. Ik heb ervan geleerd dat de PvdA helaas een factor is waarmee je rekening moet houden en ook heb ik geleerd dat het feit dat een voorstel door de raad is aangenomen niet wil zeggen dat het goed komt. 

Wat was je meest leerzame triomf?

Toen ik net in de gemeenteraad zat, hebben we de structuurvisie behandeld. Dat is een belangrijk document over ruimtelijke ordening. Door goed te onderhandelen met de linkse partijen zijn we erin geslaagd daar veel voorstellen van de VVD in te verwerken. Zo kan het centrumgebied van de stad nu alleen autoluw worden als er ondergronds parkeerplaatsen worden gecompenseerd. Je moet als bewoner natuurlijk wel bij je huis kunnen komen. In mijn Oud-Zuid tijd hebben we het voor elkaar gekregen dat onder het te bebouwen Stadionplein 160 plekken komen die speciaal voor buurtbewoners zijn. Je kunt dus wel degelijk een grote invloed hebben als je het slim aanpakt. 

Wat zijn je doelen?

Uiteraard wil ik zoveel mogelijk van het VVD-programma realiseren. Daarbij wil ik vooral pragmatisch zijn. Zo lang we er maar iets voor terug krijgen, daar heeft de VVD-stemmer het meeste aan. Als woordvoerder wonen heb ik me de laatste vier jaar veel met grondzaken bezig gehouden. Het erfpachtstelsel moet bijvoorbeeld echt op de schop. Amsterdammers moeten de keus krijgen de grond onder hun woning te kopen. Daarnaast vind ik onderwijs erg belangrijk. Mensen gaan met pijn in het hart weg uit Amsterdam vanwege het postcodebeleid, waardoor ouders niet zelf kunnen bepalen naar welke school ze hun kinderen sturen. Dat moet echt veranderen. 

Welke obstakels zie je om die doelen te bereiken?

Vooral de bijna traditionele linkse meerderheid in de Amsterdamse gemeenteraad. Ik hoop dat die ooit verdwijnt. Links gaat uit van gelijkheid, terwijl wij uitgaan van gelijkwaardigheid: op die manier kan je wel het kenmerkende verschil omschrijven. De stad moet aantrekkelijk blijven voor getalenteerde mensen, je moet je als stad niet richten op gelijkheid en het gemiddelde want het bovengemiddelde mag niet verwaarloosd worden. Anders kom je als stad de 21e eeuw niet door!  

Wie is je favoriete politicus?

Ronald Reagan. Niet zozeer vanwege zijn ideeën, want hij was erg conservatief. Ik bewonder hem vooral om de manier waarop hij communiceerde en het optimisme dat hij uitstraalde. Het is een groot genot om op Youtube filmpjes te bekijken van zijn speeches. Verder Margaret Thatcher, die wat dichter bij de VVD staat. Heel knap hoe zij een liberaal beleid heeft gevoerd en bijvoorbeeld haar toespraken op congressen waren indrukwekkend. In Nederland noem ik Frits Bolkestein, die het integratiedebat op de agenda heeft gezet. Ook hou ik van techneuten zoals Henk Kamp, die misschien niet een zaal kan begeesteren maar wel een rasbestuurder is. Van Eric Wiebes zullen we ook nog veel horen. En niet te vergeten Hans Hoogervorst, die het zorgstelsel volgens liberale uitgangspunten heeft hervormd.  

Wat is jouw favoriete plek in Amsterdam?

De Zuidas, dat moet het tweede centrum van de stad worden. De kantorenleegstand in Nederland is hoog terwijl die op de Zuidas laag is en daalt. Het is een internationaal aansprekend gebied waarmee je bedrijven naar de stad haalt en waar bovendien ook gewoond wordt. Het grootste  probleem in  Amsterdam is werkloosheid, daarom moet de overheid  zorgen dat er bedrijven naar de stad komen. De Zuidas is daarvoor uitermate geschikt. Niet alleen voor advocaten en notarissen, want die kantoren zorgen ook voor werkgelegenheid voor schoonmaakpersoneel en bijvoorbeeld mensen die in de kantine werken. Volgens links is Amsterdam geen ongedeelde stad, dat is echter de verkeerde manier om problemen op te lossen want je moet juist zorgen dat mensen uit zwakke buurten werk hebben en aan de slag kunnen gaan. 

Wat maakt jou een Vrije Amsterdammer?

Ik ben in hart en nieren een liberaal en “liber” is natuurlijk Latijn voor “vrij”. Iedereen die in Amsterdam woont en liberaal is, is in feite een Vrije Amsterdammer. Liberalisme  gaat niet alleen over vrijheid, ook over gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid. Het gaat erom dat iedereen door de overheid gelijkwaardig behandeld wordt, dat iedereen kansen heeft en kansen kan benutten. De overheid moet niet alles naar het gemiddelde trekken. Als je mensen de vrijheid en de ruimte geeft, dan krijg je er veel voor terug als stad.

Tekst: Arnoud van Dalen